De Hoge Raad heeft de langverwachte uitspraak gedaan over kindgebonden budget en kinderalimentatie
Wat betekent het voor u?
Richtlijnen de laatste jaren
Sinds 2013 werd het kind gebonden budget rechtstreeks in mindering gebracht op de behoefte van de kinderen. Sinds 2015 zijn de alleenstaande ouder-heffingskortingen vervallen en vervangen door een alleenstaande ouder kop, die bovenop het basis kind gebonden budget komt. Dat volledige kind gebonden budget diende vervolgens in mindering te strekken op de behoefte aan kinderalimentatie.
Dat betekende soms dat (bijna) de hele behoefte aan kinderalimentatie werd gedekt door dit kind gebonden budget.
Ervaring
Door veel mensen werd dit als zeer onredelijk ervaren. Er werd ook veel over geprocedeerd. Ook rechters verschilden van mening. Dat bracht onrust en rechtsonzekerheid.
Uitspraak Hoge Raad
Nu heeft het hoogste rechtsorgaan dus bepaald dat de huidige richtlijn niet redelijk is. Het volledige kind gebonden budget, inclusief de eventueel alleenstaande ouderkop, dient te worden meegewogen bij de draagkracht van de ouder die dit ontvangt. Deze tegemoetkoming van de overheid is bedoeld om de (alleenstaande) verzorgende ouder financieel te ondersteunen. Daaraan wordt door deze uitspraak meer recht gedaan.
Wat betekent dit voor u?
Dat betekent voor u dat – wanneer u sinds 2013 een kinderalimentatie bent overeengekomen of dat dit sindsdien is vastgesteld door de Rechtbank – deze niet meer aansluit bij de richtlijn, zoals deze na deze uitspraak van de Hoge Raad zal worden aangepast. Ook is weer voor alle rechters, advocaten en andere adviseurs bij scheiding duidelijkheid hoe om te gaan met het kind gebonden budget.
Als de hoogte van de kinderalimentatie voor u nog vastgesteld dient te worden, dan gelden de huidige richtlijnen. Als de hoogte van de kinderalimentatie reeds in de periode 2013 tot vorige week vrijdag is vastgesteld, dan rijst de vraagt of deze uitspraak een grond is om een wijziging te verzoeken. Wij houden u op de hoogte.
Hier vindt u de volledige uitspraak van de Hoge Raad d.d. 9 oktober 2015.