Kan er in het kader van het vaststellen van partneralimentatie van Ellen verwacht worden dat zij gaat werken?

Michael en Ellen zijn in 1999 met elkaar getrouwd. Ze hebben 3 kinderen: Max, Milou en Tim. Max en Milou zijn inmiddels meerderjarig. In 2015 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. Ellen verzoekt de rechtbank de door Michael aan haar te betalen partneralimentatie vast te stellen op € 600 per maand. De rechtbank wijst het verzoek om partneralimentatie af, omdat het niet voldoende onderbouwd is. Ellen gaat in hoger beroep. Volgens haar kan zij niet zelf in haar behoefte voorzien en heeft zij partneralimentatie nodig, omdat zij om medische redenen niet in staat is om te werken. Ter onderbouwing van haar stelling wijst zij erop dat zij een uitkering ingevolge de Participatiewet en toeslagen ontvangt, terwijl zij bovendien – in het kader van de Participatiewet – door de gemeente is vrijgesteld van haar sollicitatieplicht.

Het hof overweegt als volgt. Ellen heeft in haar verzoekschrift verzuimd voldoende inzage te geven in haar inkomsten en uitgaven, alsook in haar (on)mogelijkheden om arbeid te verrichten. Zij gaf slechts aan dat zij een uitkering ingevolge de Participatiewet ontving; IB-aangiften en/of -aanslagen ontbraken, evenals draagkrachtberekeningen en/of medische gegevens. Eerst vlak voor de zitting overlegde Ellen een jaaropgave 2016 en een drietal uitkeringsspecificaties (april, mei en juni 2017), tezamen met een huurovereenkomst, een polis zorgverzekering en een voorschot beschikking toeslagen 2017. Bij haar beroepschrift heeft Ellen een brief van de gemeente van 16 november 2017 overgelegd en vlak voor de zitting in hoger beroep een tweetal uitkeringsspecificaties (november 2018 en januari 2019), een jaaropgave 2018, een brief van de gemeente van 28 februari 2019, een uitnodiging voor een afspraak bij een revalidatiearts en een polis zorgverzekering.

Uit die stukken blijkt dat Ellen in 2016 en in 2018 een uitkering van de gemeente heeft ontvangen ter hoogte van € 14.896 en € 15.229. Ook blijkt daaruit dat zij in april, mei, juni en november 2017 een uitkering van de gemeente heeft ontvangen. Over de overige maanden in 2017 ontbreken gegevens. Voorts blijkt dat Ellen in januari 2019 een uitkering heeft ontvangen. Echter, zoals Michael terecht heeft gesteld, brengt het feit dat Ellen een uitkering (ingevolge de Participatiewet) van de gemeente ontvangt, niet zonder meer met zich dat zij daarmee voldoende heeft aangetoond dat zij zich in redelijkheid niet voldoende inkomsten tot haar levensonderhoud kan verwerven. Dit is ook niet zo indien vast zou komen te staan dat Ellen, zoals zij stelt, door de gemeente is vrijgesteld van een sollicitatieplicht. Immers, ingevolge vaste jurisprudentie heeft het hof (als alimentatierechter) een zelfstandig toetsingskader wat betreft de inspanningsverplichting van de alimentatieontvanger.

Ter (verdere) onderbouwing van haar stelling dat zij om medische reden niet kan werken, verwijst Ellen enkel naar een tweetal brieven van de gemeente. Het hof is met Michael van oordeel dat Ellen met de inhoud van deze brieven onvoldoende heeft aangetoond dat zij om medische reden niet kan werken. Michael heeft in dit kader terecht gesteld dat uit de brief van de gemeente van 16 november 2017 blijkt dat Ellen tijdelijk niet belastbaar is met arbeid op basis van zorgtaken en sociale aard, terwijl vast staat dat Ellen de eerste jaren na het uiteengaan van partijen niet de zorg had voor de twee oudste kinderen (geboren in 1998 en 2001) en slechts beperkt voor het jongste kind (geboren in 2003). Het belastbaarheidsonderzoek, waar in deze brief naar wordt verwezen, is door Ellen niet overgelegd, terwijl ook anderszins medische verklaringen ontbreken. Hetzelfde geldt voor de inhoud van de brief van 28 februari 2019.

Ellen draagt inmiddels wel de zorg voor de kinderen, maar het betreft de zorg voor tieners en vast staat dat de leeftijd van de kinderen niet in de weg staat aan het verrichten van arbeid. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Michael volgt ook uit een uitnodiging voor een afspraak bij een revalidatiearts niet de conclusie dat Ellen om medische reden geen arbeid kan verrichten. Nu tot slot vast staat dat door Ellen geen inspanningen zijn verricht om in haar eigen levensonderhoud te voorzien, is het hof met Michael van oordeel dat niet is gebleken dat zij in redelijkheid niet voldoende inkomsten heeft, dan wel deze in redelijkheid niet kan verwerven. Nu Ellen ook in hoger beroep onvoldoende inzicht heeft verschaft in haar financiële positie en in haar mogelijkheden om in haar eigen behoefte te voorzien, en aldus niet heeft voldaan aan haar stelplicht, bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank. Michael hoeft Ellen geen partneralimentatie te betalen.

Een procedure over partneralimentatie is onzeker. Op voorhand is vaak niet te zeggen wat de uitkomst van een procedure zal zijn, aangezien alle omstandigheden van het geval een rol spelen en niet altijd is in te schatten aan welke omstandigheden een rechter meer gewicht toekent. De rechter past maatwerk toe. Garanties kunnen niet gegeven worden. De uitkomst is dus ook afhankelijk van de zittende rechter. Des te meer reden om bijstand te zoeken van een gespecialiseerde familierechtadvocaat-mediator die jou hierbij kan helpen. Een advocaat waar je een klik mee hebt en die met je meedenkt.

Wampie van Arkel helpt je hier graag bij.